Letterkundige Roelie Koning over Pien’s debuutbundel Zinder: Deze poëzie is geworteld in levenskunst: het vermogen om te genieten van wat rondom is en ons bestaan bekleedt: zon, regen, riet, boom, vogel, de geliefde, de moeder als jonge en oude vrouw. De gedichten laten ons de schoonheid en bijzonderheid ervaren van wat bekend en vertrouwd is. Dat geldt ook voor de taal zelf. Dit dichtwerk wordt gedragen door bevlogen aandacht voor klank, diepte van betekenis, gevoelswaarde, verrassende verbanden. Spel en zorgvuldige omgang gaan daarbij hand in hand. Het resultaat is van een grote schoonheid. |
||||
Drie motieven De gedichten in Zinder zijn gerangschikt in drie reeksen, elk met een eigen motief: het stroomt, dichtbij en een vogel landt. Met de woorden van Koos Tuitjer (zie de recensie in Brabant Cultureel/Literair onder aan deze pagina): De eerste reeks (het stroomt) staat in nauwe relatie met natuurbeleving. De tweede reeks (dichtbij) is van intieme aard, kwetsbaar, met gevoelsuitingen naar dierbaren. De derde reeks (een vogel landt) omvat gedichten vol vuur, maar ook bezonken en bezonnen. |
||
Bij de presentatie op 27 november 2004 van de bundel Zinder, gedichten over Breda van het Stadsdichtercollectief, wordt Pien gelukgewenst door Daan en Ina Manneke. |
||